De knie kan beschadigd raken door een ziekte of blessure. Dit zijn de meest voorkomende kniebeschadigingen die met een artroscopie kunnen worden behandeld:
– Losse stukjes bot of kraakbeen in de knie
– Scheurtjes of afwijkingen in meniscus of kraakbeen
– Ontsteking in het gewricht of de slijmvliezen
– Een combinatie van deze problemen.
Diagnose en onderzoek
Tijdens het eerste consult stelt de orthopedisch chirurg de diagnose aan de hand van de aard van de klachten, het lichamelijk onderzoek, röntgenfoto’s en eventueel een MRI-scan.
Wat is een artroscopie?
Problemen aan de knie kunnen in veel gevallen behandeld worden door middel van een artroscopie. Een artroscopie is een chirurgische ingreep waarbij een gewricht, in dit geval de knie, wordt bekeken met behulp van een kleine camera. Een artroscopie geeft de orthopedisch chirurg een duidelijk beeld van de binnenkant van de knie. Dit ondersteunt het stellen van een diagnose en de behandeling van het knieprobleem.
Hiertoe maakt de orthopedisch chirurg gedurende operatie twee openingen in de huid van ongeveer een centimeter. Door de eerste opening brengt hij een artroscoop in het kniegewricht: een smalle buis van twee tot acht millimeter doorsnede, met een lichtvezelkabel en een minicamera. Deze geeft een beeld van het kniegewricht op een monitor in de operatiekamer. Via een aparte aan- en afvoeropening wordt het gewricht voortdurend gespoeld met een zoutwateroplossing. Daardoor zet de knie wat uit en kan de orthopeed een duidelijker beeld krijgen en makkelijker werken. Voor een helder beeld wordt het bloed uit het kniegewricht weggestreken, waarna het kniegewricht ’bloedleeg’ wordt gehouden met een opgepompte bloedleegteband om het bovenbeen. Door de tweede opening in de huid kan de orthopeed verschillende instrumenten invoeren, zoals kniptangetjes om kapot weefsel los te knippen of losse stukjes kraakbeen te verwijderen. De operatie duurt normaal ongeveer een half uur.
Een scheur in een meniscus wordt soms gehecht, mocht dit zo zijn dan zal de orthopedisch chirurg u achteraf informeren. Ook kan de orthopedisch chirurg een klein kraakbeendefect ‘opboren’: met een dun boortje worden dan gaatjes geboord in het bot onder het kraakbeendefect, waardoor bloedvaatjes vanuit het bot gemakkelijker in het kraakbeendefect kunnen groeien. Daarmee wordt herstel van het kraakbeen gestimuleerd. De nabehandeling van deze twee behandelingen is uitgebreider dan ‘standaard’. Het revalidatieproces zal dan 6 weken duren.
Mogelijke complicaties
Geen enkele operatie is volledig zonder risico’s. Gelukkig treden na een kijkoperatie vrij zelden ongewenste gevolgen op. Het volgende komt wel eens voor:
– Infectie van de knie, te herkennen aan roodheid van de wondjes met zwelling, toenemende pijn en koorts.
– Geïrriteerd gewrichtsslijmvlies. De knie blijft dan nog een paar weken dik. Soms is dan extra behandeling nodig door de fysiotherapeut of worden medicijnen voorgeschreven.
– Trombosebeen. Dit is een bloedstolsel in een beenader en zorgt voor pijn, vooral in de kuit. Preoperatief krijgt u al een Heparine injectie om dit risico te verkleinen. Heeft u al eens een trombosebeen gehad, vermeldt dit dan tijdig vooraf aan de orthopedisch chirurg
– Soms ontstaat er een bloeding in de knie, er ontstaat dan een zwelling en de knie wordt pijnlijk.
– Door beschadiging van een huidzenuw kan de huid plaatselijk wat dovig of juist extra gevoelig zijn. Dit herstelt zich meestal in de loop van enkele maanden.
– De bloedleegteband die strak om het bovenbeen heeft gezeten, kan na de operatie klachten geven, bijvoorbeeld een gevoel van kneuzing van het been, dit herstelt zich spontaan.